
“Zeventien minderjarigen, tussen zes en zeventien jaar, hebben een beroep tot vernietiging ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht. Dit decreet bepaalt onder welke omstandigheden de jeugdrechter sanctie kan opleggen als antwoord op een feit gepleegd door een minderjarige van minstens twaalf jaar. De verzoekers vorderen de vernietiging van bepalingen die betrekking hebben op: (1) het optreden van de jeugdrechter en de behandeling van de zaak, (2) de seponering onder voorwaarden, de bemiddeling, het positief traject en het herstelgericht groepsoverleg, (3) de vrijheidsberovende maatregelen en sancties.
In een bijzonder lijvig gemotiveerd arrest van het Grondwettelijk Hof van 11 februari 2021(ARREST 22/2021), oordeelt het Hof dat minderjarigen in beginsel onbekwaam zijn om zelf bij het Hof een beroep tot vernietiging in te stellen, doch niet wanneer die minderjarigen het vereiste onderscheidingsvermogen bezitten en optreden met betrekking tot handelingen die rechtstreeks op hun persoon betrekking hebben en waarvoor ze als zelfstandige procespartij worden erkend, wat in deze zaak het geval was voor de verzoekers van minstens twaalf jaar.
Bovendien stelt het Hof dat de verplichting voor de jeugdrechter om de minderjarige te horen, geen afbreuk doet aan zijn recht om te zwijgen of niet te verschijnen.
De minderjarige kan er dus volgens het Hof voor kiezen noch in eigen persoon, noch via videoconferentie te verschijnen, maar zich door zijn advocaat te laten vertegenwoordigen.”