Selecteer een pagina

Nieuws

PROCEDURE VOOR FAMILIENAAMSWIJZIGING VANAF   1 juli 2024 VERSOEPELD

9 april 2024

“De familienaam heeft in ons land twee functies: een identificatiefunctie en een familiale functie. De wetgever is reeds in 2018 tegemoetgekomen aan de wens om de voornaam eenvoudig te kunnen wijzigen. Voor de wijziging van de familienaam is de procedure daarentegen complexer en duurder.

Sinds 1998 bestaat reeds de mogelijkheid om de familienaam van beide ouders aan het kind toe te kennen. Maar wat als je je eigen familienaam wenst te veranderen?

Op dit moment geldt een strenge procedure met strenge voorwaarden. Elk verzoek tot wijziging van de familienaam dient te worden gericht aan de Dienst Naamsverandering van de FOD Justitie, die nagaat of de gewenste achternaam geen verwarring veroorzaakt en/of schade berokkent aan derden. Een forfaitaire kost van 140 euro wordt in rekening gebracht zonder zeker te zijn of het verzoek al dan niet zal worden goedgekeurd. Het verzoek kan geweigerd worden indien de aangehaalde redenen niet ernstig genoeg worden bevonden. Deze procedure is omslachtig en kan daarenboven lang duren.

De Belgische wetgever is echter tegemoetgekomen aan de wens van de Belg om de procedure tot familienaamswijziging te versoepelen. Zo krijgt iedere meerderjarige burger vanaf 1 juli 2024 het recht om één keer van familienaam te veranderen, en dit op een eenvoudige én goedkope manier: via een verzoek gericht aan de gemeente.

Deze vereenvoudigde procedure geldt echter enkel voor het verzoek om één of beide familienamen van de ouders aan te nemen. Meerderjarige Belgen die hun familienaam willen wijzigen naar een andere naam dan die van de ouder(s) dienen aldus nog steeds de complexe procedure te volgen via de Dienst Naamsverandering.”

DE TUSSENVORDERING TOT TUSSENKOMST EN VRIJWARING DIENT AFZONDERLIJK BEOORDEELD TE WORDEN – LOS VAN DE HOOFDVORDERING – OP HET VLAK VAN HET TOEKENNEN VAN DE RECHTSPLEGINGSVERGOEDING

24 februari 2021

Samengevat: De 3de kamer van het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 10 februari 2020 dat een vordering tot tussenkomst en vrijwaring een afzonderlijke procesverhouding creëert, waardoor er een afzonderlijke beoordeling dient gemaakt te worden op het vlak van de rechtsplegingsvergoeding die los staat van de beoordeling van de rechtsplegingsvergoeding van de hoofdvordering.

Door de vordering tot tussenkomst en vrijwaring wordt een nieuwe procesverhouding gecreëerd tussen de eiser tot vrijwaring en de verweerder in vrijwaring. Wie binnen deze – afzonderlijke – procesverhouding in het ongelijk wordt gesteld, is gehouden tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding.

Indien de rechter de hoofdvordering afwijst en bijgevolg de vordering tot vrijwaring zonder voorwerp verklaart, is de eiser tot vrijwaring gehouden tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding t.a.v. de verweerder in vrijwaring.

Het Hof van Cassatie oordeelde dan ook: “De appelrechter oordeelt dat de hoofdvordering van de eisers ongegrond is en dat de vordering tot vrijwaring van de tot bindendverklaring opgeroepen partij zonder voorwerp is.

De appelrechter die de eisers tot een rechtsplegingsvergoeding veroordeelt, niet alleen t.o.v. de tot bindendverklaring opgeroepen partij, maar ook t.o.v. de verweerster, niettegenstaande noch de hoofdvordering, noch de vordering tot vrijwaring een procesverhouding heeft doen ontstaan tussen de eisers en de verweerster, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.”

Cass. 10 februari 2020, nr. C.19.0100.N

DE TUSSENVORDERING TOT TUSSENKOMST EN VRIJWARING DIENT AFZONDERLIJK BEOORDEELD TE WORDEN – LOS VAN DE HOOFDVORDERING – OP HET VLAK VAN HET TOEKENNEN VAN DE RECHTSPLEGINGSVERGOEDING

24 februari 2021

Samengevat: De 3de kamer van het Hof van Cassatie oordeelde in haar arrest van 10 februari 2020 dat een vordering tot tussenkomst en vrijwaring een afzonderlijke procesverhouding creëert, waardoor er een afzonderlijke beoordeling dient gemaakt te worden op het vlak van de rechtsplegingsvergoeding die los staat van de beoordeling van de rechtsplegingsvergoeding van de hoofdvordering.

Door de vordering tot tussenkomst en vrijwaring wordt een nieuwe procesverhouding gecreëerd tussen de eiser tot vrijwaring en de verweerder in vrijwaring. Wie binnen deze – afzonderlijke – procesverhouding in het ongelijk wordt gesteld, is gehouden tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding.

Indien de rechter de hoofdvordering afwijst en bijgevolg de vordering tot vrijwaring zonder voorwerp verklaart, is de eiser tot vrijwaring gehouden tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding t.a.v. de verweerder in vrijwaring.

Het Hof van Cassatie oordeelde dan ook: “De appelrechter oordeelt dat de hoofdvordering van de eisers ongegrond is en dat de vordering tot vrijwaring van de tot bindendverklaring opgeroepen partij zonder voorwerp is.

De appelrechter die de eisers tot een rechtsplegingsvergoeding veroordeelt, niet alleen t.o.v. de tot bindendverklaring opgeroepen partij, maar ook t.o.v. de verweerster, niettegenstaande noch de hoofdvordering, noch de vordering tot vrijwaring een procesverhouding heeft doen ontstaan tussen de eisers en de verweerster, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.”

Cass. 10 februari 2020, nr. C.19.0100.N

JEUGDDELIQUENTIERECHT AANGESCHERPT

12 februari 2021

“Zeventien minderjarigen, tussen zes en zeventien jaar, hebben een beroep tot vernietiging ingediend bij het Grondwettelijk Hof tegen het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 15 februari 2019 betreffende het jeugddelinquentierecht. Dit decreet bepaalt onder welke omstandigheden de jeugdrechter sanctie kan opleggen als antwoord op een feit gepleegd door een minderjarige van minstens twaalf jaar. De verzoekers vorderen de vernietiging van bepalingen die betrekking hebben op: (1) het optreden van de jeugdrechter en de behandeling van de zaak, (2) de seponering onder voorwaarden, de bemiddeling, het positief traject en het herstelgericht groepsoverleg, (3) de vrijheidsberovende maatregelen en sancties.

In een bijzonder lijvig gemotiveerd arrest van het Grondwettelijk Hof van 11 februari 2021(ARREST 22/2021), oordeelt het Hof dat minderjarigen in beginsel onbekwaam zijn om zelf bij het Hof een beroep tot vernietiging in te stellen, doch niet wanneer die minderjarigen het vereiste onderscheidingsvermogen bezitten en optreden met betrekking tot handelingen die rechtstreeks op hun persoon betrekking hebben en waarvoor ze als zelfstandige procespartij worden erkend, wat in deze zaak het geval was voor de verzoekers van minstens twaalf jaar.

Bovendien stelt het Hof dat de verplichting voor de jeugdrechter om de minderjarige te horen, geen afbreuk doet aan zijn recht om te zwijgen of niet te verschijnen.

De minderjarige kan er dus volgens het Hof voor kiezen noch in eigen persoon, noch via videoconferentie te verschijnen, maar zich door zijn advocaat te laten vertegenwoordigen.”

STUITENDE VERJARING DOOR BEROEP BIJ DE RAAD VAN STATE NIET ALLEEN VOOR BEROEPSINDIENER

11 februari 2021

Samengevat: De stuitende verjaring (ex artikel 2244, §1 Burgerlijk Wetboek (oud)) door een beroep bij de Raad van State schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de mate dat zij enkel geldt voor de beroepsindiener t.a.v. de burgerlijke vordering tot schadevergoeding en niet geldt voor de benadeelden die eenzelfde burgerlijke vordering willen instellen en benadeeld zijn door het vernietigingsarrest.

Het Hof van Beroep te Brussel stelde een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof om na te gaan of de stuitende werking ex artikel 2244, §1 van het Burgerlijk Wetboek (oud), dat geldt voor de verzoekende partij die een procedure aanhangig maakt bij de Raad van State, in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het geen stuiting voorziet voor benadeelden door een gebeurlijk vernietigingsarrest.

Momenteel kon enkel de verzoekende partij die een beroep indiende bij de Raad van State genieten van de stuitende werking t.a.v. de vordering tot herstel om de geleden schade door de bestreden handeling vergoed te zien.

De personen die dat beroep niet hebben ingesteld, maar wel benadeeld worden door een vernietigingsarrest konden van deze stuiting niet genieten.

Het Grondwettelijk Hof wijst erop dat beide partijen – de beroepsindiener en de benadeelden van de bestreden handeling – door de erga omnes werking van vernietigingsarresten van de Raad van State een burgerlijke vordering tot herstel kunnen indienen.

Bijgevolg diende de partij die niet betrokken was in de procedure voor de Raad van State een bewarende procedure in te stellen bij de burgerlijke rechtbank om diens verjaring te vermijden.

Het Hof besluit dan ook dat “artikel 2244, §1, derde lid, van het oude Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet [schendt] in zoverre de verjaringsstuitende werking verbonden aan de beroepen die worden ingesteld voor de Raad van State niet ten goede komt aan de personen die worden benadeeld door de nietigverklaring van de bestreden administratieve handeling”.”

GW. 11 februari, nr. 21/2021

Volledig arrest raadpleegbaar via:
https://www.const-court.be/public/n/2021/2021-021n.pdf

EXAMENBETWISTINGEN IN HET LEERPLICHT-ONDERWIJS

11 februari 2021

“Op 23 april 2021 geven Prof. dr. Sabien LUST en Prof. dr. Kurt WILLEMS een uiteenzetting, waarbij deze specialisten elk vanuit een juridisch en praktisch oogpunt een aantal vragen zullen beantwoorden omtrent problemen die rijzen in het plichtonderwijs.

Ook gaan ze dieper in op de organisatie en het verloop van (interne en externe) beroepsprocedures in het onderwijs.

De uiteenzetting is live te volgen in Gent op 23 april 2021 te 9000 Gent, Overwale 3/1, zaal De Parel, dan wel gelijktijdig via webinar.”

Inschrijven kan via:
https://www.diekeure.be/nl-be/opleidingen/11110/examenbetwistingen-in-het-leerplichtonderwijs

BREXIT EN BTW

8 februari 2021

“De verandering van status van het Verenigd Koninkrijk van lidstaat van de Europese Unie naar derde land heeft voor uw onderneming als belangrijkste gevolg dat het vrije verkeer van goederen, waarvoor er geen douane- of fiscale formaliteiten nodig zijn, niet meer van toepassing zal zijn. Die formaliteiten worden dus van kracht.

Voor de btw-reglementering heeft die verandering van status de volgende impact voor uw onderneming:

  • Uw verkopen van goederen aan klanten in het Verenigd Koninkrijk zijn geen intracommunautaire leveringen meer, maar worden uitvoeren, meestal vrijgesteld van btw volgens artikel 39, §§ 1 en 2, van het Btw-Wetboek.
  • Uw aankopen van goederen bij leveranciers in het Verenigd Koninkrijk zijn geen intracommunautaire verwervingen meer, maar worden invoeren.

De Brexit heeft plaatsgevonden op 31 januari 2020, vervolgens begon op 1 februari 2020 een overgangsperiode te lopen, die is geëindigd op 31 december 2020.

Deze overgangsperiode diende vooral om een akkoord te onderhandelen over de toekomstige relaties.

Het voornaamste gevolg van de Brexit inzake leveringen van goederen zal de herinvoering van de fiscale grenzen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn. Dat zal het einde impliceren van de regels van het intracommunautaire stelsel die momenteel van toepassing zijn op het verkeer van goederen van de Europese Unie naar het Verenigd Koninkrijk.

  • De levering van goederen door een leverancier in België aan een belastingplichtige klant in het Verenigd Koninkrijk (B2B) zal niet meer als een intracommunautaire levering van goederen worden behandeld, maar als een uitvoer van goederen die in de meeste gevallen is vrijgesteld van de btw overeenkomstig artikel 39, §§, 1 en 2, van het Btw-Wetboek.
  • De levering van goederen door een leverancier in België aan een niet-belastingplichtige klant in het Verenigd Koninkrijk (B2C) zal niet meer onderworpen zijn aan het stelsel van de verkopen op afstand, maar zal eveneens worden behandeld als een uitvoer van goederen die in de meeste gevallen is vrijgesteld van de btw overeenkomstig artikel 39, §§ 1 en 2, van het Btw-Wetboek.
  • De verzending of het vervoer van goederen naar het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van een levering met installatie of montage door of voor rekening van de leverancier zal door middel van een uitvoeraangifte moeten worden vastgesteld.
  • De levering van goederen aan een buiten de Europese Unie gevestigde reiziger die de goederen in zijn persoonlijke bagage naar het Verenigd Koninkrijk vervoert, zal van een vrijstelling wegens uitvoer kunnen genieten indien bepaalde voorwaarden zijn vervuld.”

Voor verdere info omtrent:

goederen:
https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/file_import/vat-goods_nl_0.pdf

diensten:
https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/file_import/vat-services_nl_0.pdf

AANHANGWAGEN VERPLICHT TE VERZEKEREN

3 februari 2021

“In een recent arrest van het Hof van Cassatie van 6 oktober 2020, sprak het Hof zich uit over de verzekeringsplicht m.b.t. aanhangwagens.

Krachtens artikel 1, tweede lid, WAM-wet, worden aanhangwagens gelijkgesteld met motorrijtuigen.

Diezelfde wet bepaalt in artikel 2, §1, eerste en tweede lid, WAM dat motorrijtuigen alleen worden toegelaten tot het verkeer op de openbare weg, indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid verzekerd is.

Artikel 3, §1, zesde lid, WAM tenslotte bepaalt dat de verzekering met betrekking tot een door artikel 1 met een motorrijtuig gelijkgestelde aanhangwagen alleen de schade moet dekken die door de niet gekoppelde aanhangwagen wordt veroorzaakt.

Het Hof trekt daaruit als besluit dat “enkel dat in geval van samenloop tussen de WAM-verzekering van de trekker en de WAM-verzekering van de aanhangwagen of in geval van niet-verzekering van de aanhangwagen, de WAM-verzekering van de trekker dekking verleent voor de aansprakelijkheid bij het gebruik van de hieraan gekoppelde aanhangwagen”.

Uit dit alles volgt dat de eigenaar die een aanhangwagen in het verkeer brengt zonder het voorafgaandelijk sluiten van een BA-verzekering, strafbaar is en dat het al dan niet gekoppeld zijn van de aanhangwagen aan een trekker aan deze strafbaarheidstelling geen afbreuk doet, maar enkel relevant is voor wat betreft de vraag welke verzekeraar de eventueel aan derden aangerichte schade moet vergoeden.”

Hannelore CAPPELLE nieuwe partner bij L&P ADVOCATEN

28 augustus 2020

“Vanaf 1 september 2020 verwelkomt het kantoor L&P ADVOCATEN Hannelore CAPPELLE als nieuwe partner. Na het overlijden van de stichter van het kantoor, Meester Antoon LUST, was het kantoor op zoek naar een nieuwe partner, die nu werd gevonden in deze bekwame medewerker.

Hannelore CAPPELLE is advocaat aan de balie te Brugge sinds 2002 (sinds 2018 balie West-Vlaanderen) en is sinds 1 juli 2005 actief binnen L&P ADVOCATEN, toen nog LUST & PARTNERS.

Binnen het kantoor legt zij zich hoofdzakelijk toe op het personen- en familierecht alsook op het familiaal vermogensrecht.

Het kantoor L&P ADVOCATEN en alle medewerkers willen haar alvast feliciteren met haar partnerschap en wensen haar veel succes toe.”

JE GSM VASTHOUDEN IN DE WAGEN IS ALTIJD STRAFBAAR (OOK ALS JE GSM AFSTAAT)

27 januari 2020

“Artikel 8.4 Wegverkeersreglement bepaalt dat behalve wanneer zijn voertuig stilstaat of geparkeerd is, de bestuurder geen gebruik mag maken van een draagbare telefoon die hij in de hand houdt.

In een arrest van 14 januari 2020 zegt het Hof van Cassatie dat het openbaar ministerie niet hoeft te bewijzen dat de bestuurder het toestel ook effectief gebruikt heeft om te bellen of te sms’en, om hem een boete te kunnen opleggen.

Volgens het Hof van Cassatie mag het woord ‘gebruik’ ruim geïnterpreteerd worden. In het arrest van 14 januari 2020 staat: ‘In zijn normale betekenis houdt dit in dat het gebruik niet wordt beperkt tot een welomschreven handeling zoals bellen of sms’en en dat het in de hand houden door de bestuurder van een draagbaar telefoontoestel tijdens het rijden impliceert dat het toestel wordt gebruikt.’

Je gsm gewoon in de hand hebben volstaat dus.”

TABAKVERBOD MINDERJARIGEN NU OOK IN AUTOMATEN

21 januari 2020

“De Wet op de Voedingsmiddelen van 12 juli 2019 stelt dat de verdeling van tabaksproducten via automatische distributieapparaten alleen is toegestaan wanneer voldaan is aan volgende cumulatieve voorwaarden: de automatische distributieapparaten

  • moeten vergrendeld zijn
  • mogen enkel ontgrendeld en geactiveerd worden door en voor personen van 18 jaar of ouder
  • worden geplaatst in gesloten ruimten, toegankelijk voor consumenten, waar de tabaksproducten tegelijk op traditionele manier in de handel worden gebracht.

De persoon die verantwoordelijk is voor de plaats waar de automaat zich bevindt, is ook meteen verantwoordelijk voor de ontgrendeling of het geven van de middelen om de apparaten te ontgrendelen en kan administratief beboet worden in geval van inbreuken.

(Wet van 12 juli 2019 tot wijziging van de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van gebruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere producten, wat betreft de verkoop van tabak en soortgelijke producten aan minderjarigen, BS 8 augustus 2019)”

CODEXTREIN OPNIEUW TOT STILSTAND GEBRACHT

26 november 2019

“Het Grondwettelijk Hof heeft op 14 november 2019 opnieuw een onderdeel van de VCRO vernietigd.

Ditmaal werd het artikel 4.4.24 van de VCRO geviseerd.

Het beroep is in wezen gericht tegen de versoepeling, voor tuincentra gelegen in agrarisch gebied, van de toegang tot het instrument van het planologisch attest. Een planologisch attest vermeldt of een bestaand zonevreemd bedrijf al dan niet behouden kan blijven op de plaats waar het is gevestigd. Bij behoud vermeldt het planologisch attest welke ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden er op korte en op lange termijn zijn. Een eigenaar van een zonevreemd bedrijf krijgt hierdoor een mogelijkheid om de overheid te verplichten zich uit te spreken over eventuele wijzigingen van een ruimtelijk uitvoeringsplan of een plan van aanleg. Krachtens artikel 4.4.24 VCRO moet het betrokken bedrijf hoofdzakelijk vergund of vergund geacht zijn voor wat zowel de constructies als de functie betreft.

De uitzondering voor zonevreemde tuincentra in agrarisch gebied, in vergelijking met andere zonevreemde bedrijven, is gebaseerd op drie overwegingen : het historisch gegroeid karakter van de zonevreemde activiteiten, de moeilijkheden om de betrokken tuincentra te herlokaliseren, en de inpasbaarheid van hun activiteiten in de agrarische context.

Krachtens de bestreden bepaling is vereist dat de wijziging van de hoofdfunctie land- en tuinbouw in detailhandel uiterlijk op 1 mei 2000 heeft plaatsgevonden. De vaststelling dat een bedrijf reeds bijna 20 jaar onvergunde en onvergunbare activiteiten uitoefent, is geen pertinent criterium om dergelijke bedrijven een vereenvoudigde toegang te verlenen tot het instrument van het planologisch attest. Het historisch gegroeid karakter van de zonevreemde tuincentra verantwoordt bijgevolg het verschil in behandeling met andere zonevreemde bedrijven niet, aldus het Hof.

Het is voor het Hof bovendien niet aangetoond dat zonevreemde tuincentra moeilijker te herlokaliseren zouden zijn dan andere zonevreemde bedrijven.”

GEADOPTEERDEN KRIJGEN VOORTAAN TOEGANG TOT DE GEGEVENS VAN HUN HERKOMST

22 oktober 2019

“Het koninklijk besluit van 29 september 2019 wijzigt het koninklijk besluit van 23 april 2017 betreffende de verzameling, de bewaring van en de toegang tot de gegevens in verband met de herkomst van de geadopteerde.Dit past in het kader van de uitvoering van de wet van 18 juni 2018.

Artikel 368-6 van het Burgerlijk Wetboek, dat het invoegt, creëert de verplichting om de gegevens te bewaren en er toegang toe te verlenen, zodat de geadopteerde de mogelijkheid wordt geboden zijn herkomst te achterhalen.

Dit besluit voert deze verplichting uit: de originelen van de documenten vereist voor de erkenning in België van de buitenlandse beslissingen worden aan de adoptanten teruggegeven na de erkenning van de buitenlandse beslissing door de federale centrale autoriteit (nieuw artikel 4/1).

Dit koninklijk besluit werd op 16 oktober 2019 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Het treedt in werking op 26 oktober 2019.”

COOKIES : ENKEL MITS ACTIEVE TOESTEMMING VAN DE INTERNETGEBRUIKER

3 oktober 2019

“Voor het plaatsen van cookies is de actieve toestemming van de internetgebruikers vereist.  Een standaard aangevinkt selectievakje is dus onvoldoende.

In zijn arrest van 1 oktober 2019 oordeelt het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de toestemming van de gebruiker van een website voor het plaatsen en raadplegen van cookies op zijn apparatuur, niet rechtsgeldig is verleend wanneer hiertoe gebruik is gemaakt van een standaard aangevinkt selectievakje dat deze gebruiker moet uitvinken indien hij weigert zijn toestemming te verlenen.

Het is hierbij niet van belang of de informatie die is opgeslagen op de apparatuur van de gebruiker of daaruit is opgevraagd, al dan niet bestaat in persoonsgegevens. Het Unierecht beoogt de gebruiker namelijk te beschermen tegen iedere inmenging in zijn privéleven en met name tegen het risico dat verborgen identificatoren en andere soortgelijke software zonder zijn medeweten zijn apparatuur binnenkomen.

De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website : www.curia.europa.eu.”

NIEUWE VERPLICHTING VOOR DE WERKGEVER

2 oktober 2019

 “De werkgever is voortaan verplicht de overeenkomst over de mobiliteitsvergoeding of het mobiliteitsbudget bij te houden. De overeenkomst wordt bijgehouden op de plaats waar de werknemer is tewerkgesteld en de werkgever maakt een afschrift ervan over aan de werknemer, uiterlijk op het ogenblik waarop de overeenkomst in werking treedt (KB van 17 juli 2019 tot wijziging van het KB van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten (BS 29 juli 2019).”

ER ZIJN GEEN BUURTWEGEN MEER IN VLAANDEREN

26 september 2019

“Op 1 september 2019 is het decreet van 3 mei 2019 “houdende de gemeentewegen” in werking getreden. Daarmee is de oude Buurtwegenwet van 10 april 1841, zoals laatst gewijzigd bij het decreet van 4 april 2014, opgeheven. Er zijn voortaan in Vlaanderen geen buurtwegen meer.

Het decreet bepaalt dat alle gemeentelijke wegen en buurtwegen “in de zin van de wet van 10 april 1841 op de buurtwegen” die bestaan op 1 september 2019 voor de toepassing van het decreet geacht worden gemeentewegen te zijn.”

GEDOOGBELEID UBO-REGISTRATIE TOT 31 DECEMBER 2019

25 september 2019

“De eindtermijn voor het invullen van het UBO-register tot 30 september komt in zicht. Er komt geen bijkomend uitstel maar de administratie zal tot 31 december 2019 een gedoogbeleid voeren en in die periode geen sancties opleggen. De minister van Financiën besliste eerder om de aanvankelijke termijn (tot 31 maart) met zes maanden te verlengen tot 30 september. Toch stelt de administratie vast dat ondanks deze verlenging en haar sensibiliseringscampagne veel vennootschappen, (internationale) vzw’s en stichtingen hun registratieplicht nog niet vervulden.

De FOD Financiën is zich welbewust van de administratieve uitdaging die de nieuwe UBO-registratie met zich meebrengt. Daarom zal de administratie tijdens de gedoogperiode tolerant zijn bij foutieve of onvolledige registraties in het UBO-register. Op 31 december 2019 moet volgens de omgezette Europese regelgeving iedereen geregistreerd zijn en loopt dat gedoogbeleid onherroepelijk af.”

NIEUWE BEWIJSREGELS IN BURGERLIJK RECHT VANAF 1 NOVEMBER 2020

15 september 2019

“Op 1 november 2020 verandert ons burgerlijk bewijsrecht. De nieuwe bewijsregels komen in Boek 8 van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek. Het bewijsrecht wordt aangepast, verduidelijkt en beter gedefinieerd en speelt in op de technologische evoluties. Een van de belangrijkste nieuwigheden is de uitbreiding van het vrij bewijsstelsel (waar het bewijs geleverd kan worden op om het even welke manier). Het plafond van € 375,- wordt verhoogd naar € 3.500,-. Een schriftelijke overeenkomst is niet meer nodig. Sms’en, e-mails, getuigen, vermoedens, … kunnen als bewijs worden aangewend onder die grens van € 3.500,- (Wet van 13 april 2019 tot invoering van een Burgerlijk Wetboek en tot invoeging van boek 8 “Bewijs” in dat wetboek, BS 14 mei 2019).”

Zomerstage bij L&p advocaten

1 september 2019

“Deze maand loopt Antonin Lambrecht zomerstage bij L&P ADVOCATEN. Antonin Lambrecht is masterstudent Rechten aan de Universiteit Gent en snuift deze maand de sfeer op bij L&P ADVOCATEN. Hij woont met onze advocaten zittingen bij op de rechtbanken, volgt met hen gerechtelijke expertises, schuift met hen aan bij consultaties, … om zo de advocatuur van binnenuit te leren kennen. Sinds 2003 is Antonin Lambrecht al de zeventiende zomerstagiair bij L&P ADVOCATEN.”